1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a) | “MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen”: twee of meer groepen waarbij de uiteindelijke moederentiteiten een regeling aangaan die een stapelstructuur of een regeling met een dubbele notering behelst die ten minste één entiteit of vaste inrichting van de samengevoegde groep omvat die gevestigd is in een andere jurisdictie dan die waar de andere entiteiten van de samengevoegde groep gevestigd zijn; |
b) | “stapelstructuur”: een regeling aangegaan door twee of meer uiteindelijke moederentiteiten van afzonderlijke groepen uit hoofde waarvan:
|
c) | “regeling met een dubbele notering”: een regeling aangegaan door twee of meer uiteindelijke moederentiteiten van afzonderlijke groepen uit hoofde waarvan:
|
2. Wanneer entiteiten en groepsentiteiten van twee of meer groepen deel uitmaken van een MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen, worden de entiteiten en groepsentiteiten van elke groep als leden van één MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen behandeld.
Een entiteit die geen in artikel 2, lid 3, bedoelde uitgesloten entiteit is, wordt als groepsentiteit behandeld indien zij post voor post wordt geconsolideerd door de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen of indien haar zeggenschapsbelangen worden gehouden door entiteiten binnen de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen.
3. De geconsolideerde jaarrekening van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen is de gezamenlijke geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in de definitie van een stapelstructuur of van een regeling met dubbele notering in lid 1, opgesteld krachtens een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging, die geacht wordt de standaard voor financiële verslaglegging van de uiteindelijke moederentiteit te zijn.
4. De uiteindelijke moederentiteiten van de afzonderlijke groepen die de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen vormen, zijn de uiteindelijke moederentiteiten van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen.
Wanneer deze richtlijn ten aanzien van een MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen wordt toegepast, gelden verwijzingen naar een uiteindelijke moederentiteit, in voorkomend geval, als verwijzingen naar meerdere uiteindelijke moederentiteiten.
5. De moederentiteiten van de in een lidstaat gevestigde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen, daaronder begrepen iedere uiteindelijke moederentiteit, passen de IIR overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 toe op het hun toerekenbare deel van de bijheffing van de laagbelaste groepsentiteiten.
6. De groepsentiteiten van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen die in een lidstaat gevestigd zijn, passen de UTPR overeenkomstig de artikelen 12, 13 en 14 toe, rekening houdende met de bijheffing van elke laagbelaste groepsentiteit die een lid van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen is.
7. De uiteindelijke moederentiteiten van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen worden verplicht de aangifte met informatie betreffende de bijheffing overeenkomstig artikel 44 in te dienen, tenzij zij één aangewezen indienende entiteit in de zin van artikel 44, lid 3, punt b), aanwijzen. Die aangifte bevat informatie over elk van de groepen waaruit de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen bestaat.